75 jaar na de bevrijding
Het was de bedoeling dat er rond de viering van 75 jaar bevrijding enkele activiteiten plaats zouden vinden in de Petruskerk te Lioessens. Helaas kon dit geen doorgang vinden in verband met de coronaperikelen. In plaats van deze activiteiten een artikel op de website.
Wat te schrijven, was voor mij de vraag. Informatie kreeg ik via Doede Douma, maar wat daarmee te doen? Dat ook Lioessens en Morra en haar inwoners geleden hebben onder de 2e Wereldoorlog is voor iedereen wel duidelijk. Die oorlog sloeg het platteland in Noord-Oost Friesland niet over.
Er zijn inwoners die de goede kant kozen en er zijn ook die de verkeerde kant kozen. Maar wat goed en verkeerd was in die tijd zal niet altijd duidelijk geweest zijn. Uiteindelijk heeft de winnaar altijd gelijk. En degene die de kant van de overwinnaars koos werd de held.
Ik kreeg het boek “De oorlog een gezicht gegeven” geschreven door Reinder H. Postma en Yvonne te Nijenhuis te leen. Hierin staan verhalen over slachtoffers en helden uit Noord-Oost Friesland. Dus ook uit Morra en Lioessens. Eén verhaal sprong er voor mij uit en dat wil ik hier graag (in mijn eigen woorden) delen. Waarom het mij opviel? Omdat er uiteindelijk iets heel triviaals nodig was om de verkeerde keuze te maken. Iets wat vrijwel iedereen in zijn leven wel eens meemaakt.
Het postkantoor in Lioessens krijgt vanaf 1942 brieven die de aandacht van de postkantoorhouder trekken. Ook in de oorlog geldt het briefgeheim, maar toch. Deze brieven, gepost in Lioessens, gaan allemaal door de handen van de postkantoorhouder. En hij voelt dat er iets met de brieven is. In 1944 is er een brief, gericht aan de commandant van de Landwacht in Dokkum, die zijn aandacht trekt. Hij besluit om de brief te openen. In de brief staat dat bij een familie in Oosternijkerk een onderduiker zit. De postkantoorhouder waarschuwt onmiddellijk de familie waar de onderduiker zit en deze vertrekt zo snel mogelijk naar een ander adres. De brief gaat naar de broer van de onderduiker die hem als bewijsstuk bewaart.
Niet lang daarna opent de postkantoorhouder weer een brief, nu gericht aan de Duitsers van de Grenzschutz. Ook in deze brief wordt gemeld dat er in Oosternijkerk bij een familie een onderduiker zit.
De postkantoorhouder begint zich af te vragen wie deze brieven toch verzendt. Het moet eigenlijk wel iemand uit Lioessens zijn omdat de brieven steeds hier gepost worden.
In de herfst van 1944 is er weer een brief, ditmaal gericht aan de Landmacht te Dokkum. Het handschrift van de brieven wordt zorgvuldig bestudeerd. In de brieven wordt vermeld dat iemand uit Oosternijkerk en iemand uit Niawier hun auto’s verstopt hebben in plaats van ingeleverd.
Uiteraard worden beide mannen direct gewaarschuwd.
De zoon van de postkantoorhouder herkent het handschrift. Het is van een klasgenoot van hem van de Kweekschool (de huidige PABO) en die klasgenoot woont in Lioessens. Een man van rond de 25 jaar. Hij kan blijkbaar goed leren want na de lagere school gaat hij naar het voortgezet onderwijs in Dokkum en uiteindelijk naar de Kweekschool. Hij wil dolgraag onderwijzer worden. Na het behalen van zijn onderwijsakte moet hij echter eerst in militaire dienst en vervolgens wordt het oorlog. Na de capitulatie kan hij terug naar huis. Hij wil graag zo snel mogelijk aan de slag als onderwijzer. De banen liggen echter niet voor het oprapen en zijn sollicitaties draaien op niets uit. Zijn ambitie ligt bij het lesgeven en iets anders wil hij niet.
Hij zit vaak bij de kapper in Morra te praten met de andere klanten. Hij hoort de verhalen aan en onthoudt de denkbeelden van de mensen.
In de loop van de tijd veranderen zijn denkbeelden over de bezetting langzamerhand. Hij gaat steeds meer zien in de ideeën van de bezetters. Het feit dat hij nog steeds geen baan heeft in het onderwijs sterkt hem in zijn ideeën. Een fanatieke NSB-er wordt hij echter niet, maar toch..
In 1941 komt er een vacature aan de gereformeerde lagere school in Lioessens en hij solliciteert. Tot zijn verbazing kiest de school voor een hervormde leerkracht ook afkomstig uit Lioessens. Hij begrijpt niet hoe het kan dat aan een gereformeerde school een hervormde leerkracht benoemd wordt en heeft het gevoel dat hem groot onrecht aangedaan is. Hierdoor wordt hij behoorlijk gefrustreerd.
Uiteindelijk zorgt de NSB-burgemeester dat hij toch aan het werk komt. Weliswaar niet als leerkracht, maar als controleur bij de brandstoffencommissie. Deze baan brengt hem in contact met vele mensen en steeds observeert hij hen en onthoudt de denkbeelden die ze uitspreken. Hij is op zoek naar illegale activiteiten. Maar de dorpsgenoten beginnen hem meer en meer te wantrouwen.
In 1944 is er een vacature voor een leerkracht op Schiermonnikoog. Hij ziet zijn kans en solliciteert. Maar weer wacht hem een teleurstelling. Hij krijgt de baan niet. Weer is dezelfde persoon die voor hem in Lioessens werd aangenomen degene die benoemd wordt. Hij laat het er echter niet bij zitten. Hij ontdekt dat de juiste procedure niet is gevolgd. De bezetter moet namelijk toestemming verlenen voor de benoeming en dat gebeurde niet. De benoeming gaat dus niet door en de betreffende leerkracht blijft aan de school in Lioessens verbonden. En de werkloze onderwijzer blijft werkloos. En nog meer gefrustreerd. Ook een vacature in Oosternijkerk in 1944 gaat aan zijn neus voorbij. De zoon van het schoolhoofd wordt hier benoemd.
Hij blijft brieven sturen aan de bezetter. Zo noemt hij in een brief een docent van de kweekschool in Dokkum. Dat deze brief werd onderschept is een groot geluk. Deze docent zat tot over zijn oren in het verzet en was verantwoordelijk voor veel onderduikers. Dat deze brief onderschept is, heeft veel levens bespaard.
Na de oorlog wordt hij gestraft en mag onder andere geen openbare functies bekleden. Hij kan dus nog niet voor de klas staan! Uiteindelijk lukt het hem toch, door de enorme aanwas van kinderen na de oorlog kwam er een gebrek aan leerkrachten. De dominee van Lioessens en een ouderling reizen naar Den Haag om daar te bepleiten dat hij toch als leerkracht aan de slag kan en hij krijgt toestemming. Hij vindt een baan en blijft daar werken tot zijn pensioen. In 1991 is hij overleden.
Wat deze man gedaan heeft in de oorlog valt niet goed te praten. De frustratie van waaruit het allemaal begon is echter wel te begrijpen. Iedereen heeft in zijn leven wel eens een grote tegenslag gehad, is onheus bejegend, gepasseerd, heeft zich onmachtig gevoeld. Niet iedereen maakt dan verkeerde keuzes, maar het verschil tussen goed en slecht is vaak zo klein dat een klein adembriesje al voldoende is om je naar de verkeerde kant over te laten hellen.
In tijden van oorlog kan zo’n keuze verstrekkende gevolgen hebben. In onze tijd ligt dat gelukkig anders. We leven nu niet in een dictatuur zoals in de oorlog. Nu kunnen we in plaats van slechts uit twee, uit vele mogelijkheden kiezen.
De laatste weken is door corona een soort eensgezindheid in het land. In ieder geval wordt er over weinig anders gesproken in de media en op straat. Naarmate corona naar de achtergrond gedreven wordt, zal die eensgezindheid weer omslaan in de diversiteit die we hier hebben en die we nodig hebben.
Feike van der Zee