De molens van Lioessens
We kennen allemaal in Lioessens wel de Mûnewei, de oude weg van Morra naar Lioessens, en het Mûnehiem, maar een molen is er niet meer. Lioessens heeft echter twee molens gekend.
De oudste vermelding van een molen in Lioessens is uit 1511. Er worden dan inkomsten gemeld in het ‘Register van den Aanbreng’. Dit register werd opgemaakt in opdracht van de Hertog van Saksen die het wilde gebruiken als grondslag voor een in te stellen grondbelasting. Na deze vermelding is het lange tijd stil. Pas in een koopakte uit 1621 wordt er gesproken over de Lyussumer molen. In 1642 wordt de molen weer vermeld en uit deze vermelding blijkt ook dat de molen continu in bedrijf is geweest. De graanmolen moet een behoorlijke opbrengst aan belastingen hebben gehad. Op een lijst uit 1638 staan allerhande molens vermeld die afgebroken moeten worden omdat ze te weinig belasting opbrengen. Op deze lijst die is opgesteld door de Staten van Friesland wordt de molen van Metslawier, Ee en Anjum genoemd. Lioessens komt op deze lijst niet voor. Deze molen leverde blijkbaar genoeg belasting op. Gezien het grote toeleveringsgebied is dat ook wel verklaarbaar. Immers in Peasens, Oosternijkerk, Morra en Metslawier stond destijds geen molen.
De eerst bekende eigenaar van deze molen is de familie Doenga-Rispens. In 1680 verkopen zij de molen aan Rinse Gerrits. De molenaar op dat moment is Harmen Jacobs, hij is de eerst vermelde molenaar. Hij huurt de molen van de eigenaren, uiteindelijk wordt de molen door zijn weduwe gekocht in 1709. Zo wordt de molen door de jaren heen steeds weer verkocht en steeds weer verhuurd aan andere molenaars.
In 1721 is er nog een bijzondere verkoop. Niet alleen de molen wordt verkocht maar er wordt ook bakkersgereedschap verkocht. De prijs van de molen is dan ook ineens veel hoger. Of er sprake is van nieuwbouw van de molen of dat er een bakkerij bij gebouwd is, is niet bekend.
Na 1805 is het jaren niet duidelijk wie de molenaar is. Pas in 1818 wordt weer een molenaar genoemd. Folkert Siebes de Boer huurt dan ‘een hiem en molensteed’ van Jelle Ypma Douma en Eelze Gerrits Kingma. Folkert Siebes de Boer is de laatste molenaar van Lioessens.
Molens waren belangrijk voor de inkomsten van de toenmalige overheid. De Staten van Friesland inden onder andere belasting om de oorlog tegen Spanje te financieren en later ‘ter bestrijding van eenig Stedelijke en Plaatselijke behoeften’.
Enkele regels:
- Van al het graan dat naar de molen gebracht werd moest de naam van de eigenaar bekend zijn, de soort graan, het gewicht en waarvoor het meel gebruikt zou worden.
- Belasting moet voor het malen al betaald zijn, de molenaar moest deze dus innen. Uiteindelijk betaalden de boeren dus deze belasting.
- Onbelast graan, bedoeld voor veevoer moest ook van papieren voorzien zijn. De molenaar mocht zelf gen varkens vetmesten.
- De bij het graan horende kwitantie moest in tweeën gescheurd worden. De ene helft bleef bij het graan, de andere moest in de ‘molenbus’ gedaan worden.
De molenaar werd gecontroleerd door de opzichter of door de gemeentelijke belastinggaarder. Hij moest alle graan boeken en van papieren voorzien en er oa op toezien dat tussen zonsondergang en -opkomst niet gemalen werd.
Maar waar stond de molen nu precies en waarom staat hij er nu niet meer?
Folkert Siebes de Boer, was, zoals hierboven al vermeld de laatste molenaar. Wanneer hij precies molenaar is geworden is niet meer te achterhalen. In 1816 is hij dat zeker nog niet. Hij leent dan 1000 gulden en geeft als beroep koopman op. In 1822 leent hij nogmaals 1000 gulden en dan is de rog-en pelmolen van Lioessens het onderpand. Deze De Boer leent veel geld en komt hierdoor uiteindelijk ook in de problemen. Ook is er een proces verbaal bekend opgetekend op 4 februari 1831. Hij wordt ervan beschuldigd graan te hebben gehad in de molen zonder de juiste papieren erbij. Uiteindelijk draait dit uit op een rechtszaak die hij echter won.
Op 18 maart 1831 verschijnt er een advertentie in de Leeuwarder Courant waar hij de molen te koop aanbiedt. Enkele dagen later volgt een tweede advertentie waarin de verkoop geannuleerd wordt. De molen is afgebrand in maart 1831. De exacte datum is niet meer te achterhalen.
Er zijn nog wel initiatieven geweest om de molen te herbouwen, maar dit is nooit van de grond gekomen.
Deze molen heeft gestaan achter de pastorie in de Doarpsstrjitte.
In november 1854 krijgt het oude molenaarshuis de bestemming pastorie. Achter dit molenaarshuis was genoeg ruimte om een kerkgebouw te bouwen voor de Christelijk Afgescheiden Gemeente Anjum-Lioessens. Het molenaarshuis voldeed echter niet, misschien klaagde de dominee en in 1856 werd de nieuwe pastorie betrokken.
Tot zover de graanmolen van Lioessens, maar hoe zit het dan met die andere molen?
In 1694 koopt Sake Thijssen onder andere een gort- of pelmolen. Over deze molen is niet heel veel bekend. Hij moet al van voor 1694 zijn, maar het is niet bekend wanneer hij gebouwd is. De plek van de molen is ook niet 100% zeker. Alleen de aanduiding ‘de Hereweg ten Noorden’ is bekend. Dit duidt op een lokatie aan de huidige Siniastrjitte. Tussen nummer 34 en 36 loopt een pad de landerijen in. Aan het eind van dit pad zou deze molen gestaan hebben.
Een gort- of pelmolen wordt gebruikt om gerst te pellen. De gort die dit opleverde was tot in het begin van de vorige eeuw een veel gebruikt product. Bij dit proces van pellen was een hoge windsnelheid een vereiste. Windkracht 5 was minimaal nodig.
De familie van Sake Thijssen bleef in ieder geval tot 1751 betrokken bij de molen. In 1714 was Gemme Onuphrius van Burmania eigenaar van de grond waarop de molen stond. Er werd vastgelegd dat voor de molen geen huur betaald hoefde te worden. Wie nu precies de eigenaar van de molen was is niet meer te achterhalen.
In 1735 neemt de zoon van Sake Thijssen, Thijs Sakes de molen over. In 1749 overlijd hij en nemen zijn beide zonen Anne en Thijs de molen over. In 1751 staat de molen echter stil en in 1754 wordt deze uiteindelijk afgebroken.
Waar deze molen gestaan heeft is niet meer te achterhalen, maar het moet ergens ten noord-oosten van Lioessens geweest zijn.
Feike van der Zee & Doede Douma
Bronnen:
- foto’s collectie Doede Douma
- Boekje Molens te Lioessens van Doede Douma en Rein Tolsma