Vluchtelingen in Morra-Lioessens
Vluchtelingen, evacués, onderduikers, asielzoekers, gelukszoekers, hoe ze ook mogen heten, ze hebben één ding gemeen: ze zijn van huis en haard verdreven en dat meestal door oorlogsgeweld.
Ook in Morra-Lioessens zijn vluchtelingen geweest. Nog niet zo lang geleden woonde aan de Doarpsstrjitte in Lioessens nog een ex-asielzoeker. En in de dorpen in de omgeving wonen ze nog steeds. Hoe we ze noemen heeft te maken met waar ze vandaan komen en waarom ze gevlucht zijn. Onderduiker klinkt heel anders dan asielzoeker, maar in wezen is het hetzelfde. Dit artikel gaat over vluchtelingen in de 2e wereldoorlog. En dat begint veel eerder dan ik verwacht had.
Op 10 mei 1940 kwamen de eerste vluchtelingen al aan. Het waren Kollumerlanders. Pas vlak voor de oorlog uitbrak werd besloten dat een deel van Kollumerland onder water gezet zou worden als de Duitsers kwamen. Om kwart voor 5 op die tiende mei werd besloten dat de boel onder water gezet zou worden, geïnundeerd wordt dat genoemd. Ongeveer 3700 mensen en 7000 stuks vee uit de dorpen Munnekezijl, Warfstermolen, Burum, Kollumerpomp, Triemen, Westergeest en delen van de dorpen Kollum, Oudwoude en Augsbuurt moesten naar het noorden. De brug over bij Dokkumer Nieuwe Zijlen en bij het Steenvak in Ee. Een grote operatie die niet nodig was. Het water steeg niet snel genoeg en de Duitsers waren al voorbij voordat de sloten helemaal vol stonden. De volgende dag kon iedereen weer terug naar huis. Op de avond van de 11e mei was iedereen weer thuis, behalve het vee. Dat liet zich niet zo makkelijk leiden en was vaak ook niet gemerkt zodat het lang duurde voordat iedereen zijn vee weer terug had.
Over de juiste aantallen naar Oostdongeradeel gevluchte evacués zijn geen cijfers bekend. Volgens een opgave in het archief van Kollumerland c.a. zijn er uit vijf dorpen van die gemeente maar liefst 2481 mensen, 5450 paarden en rundvee en 2975 schapen naar Oostdongeradeel gevlucht. Of dat klopt valt te betwijfelen, er is namelijk bekend dat veel mensen zelf een plekje vonden, bij familie of kennissen, en ook niet iedereen is echt op weg gegaan. Naast de officiële achterblijvers (politieagenten, ambtenaren, groepsleiders enz.) waren er genoeg anderen, zo ondervond Rimpt de Vries: ‘De enkelen die hier waren gebleven lachten ons behoorlijk uit: ‘Dat jullie niet meer verstand hebben,’ zeiden ze en maar lachen.’
Daartegenover waren er ook evacués die liever in Oostdongeradeel wilden blijven. Zo vertelde Anna Fokkema, dochter van bakker Anne Fokkema te Lioessens, dat bij hen een mevrouw was ondergebracht. Zij bleef een paar dagen, luisterde graag naar de Duitse radio en zei dat ze liever in Lioessens wilde blijven. De familie Fokkema heeft haar met zachte dwang ‘weggestuurd’ en hoorde later de waarschijnlijke reden: er waren relationele problemen.
Zeeuwse vluchtelingen
In 1943 keerden de kansen voor de Duitsers en besloten ze om begin 1944 een groot deel van Zeeland en Zuid-Hollandse eilanden onder water te zetten. Dat zorgde voor een stroom evacués of vluchtelingen die ook het noord-oosten van Friesland bereikte. Ook in Morra en in Lioessens kwamen Zeeuwen. Onder andere in de Pastorie van Morra, die leeg stond, heeft een gezin gewoond. Inclusief schoonfamilie 10 personen.

Evacués uit de regio Arnhem
In september 1944 hoopte men op een spoedige bevrijding. Deze hoop vervloog echter snel na het debacle van de Slag om Arnhem. Heel Arnhem en omgeving lag in puin en meer dan 130.000 mensen moesten op de vlucht voor oorlogsgeweld. In Friesland moesten 12.000 vluchtelingen uit Nijmegen, de Betuwe en wellicht ook uit Gelderland gehuisvest worden. De eersten hiervan werden in de noordelijke gemeentes gehuisvest zodat er in het zuiden van de provincie nog plaats over zou blijven voor 15.000 vluchtelingen die nog op de Veluwe zitten.
Het vervoer werd door boeren verzorgd. Voor Friesland betekent dit dat de boeren van Wolvega de mensen van Steenwijk halen, boeren uit Heerenveen halen ze, na de warme maaltijd, uit Wolvega en brengen ze in Heerenveen waar overnacht wordt. De volgende nacht gaat het op dezelfde manier van Heerenveen via Akkrum naar Irnsum waar weer overnacht wordt en ze de volgende dag via Wijtgaard naar Leeuwarden worden gebracht waar ze misschien in het Beursgebouw of in scholen kunnen overnachten. Op 8 november 1944 komen de eerste vluchtelingen, een groep van 253 personen aan in Dokkum en ze moeten naar Anjum. Ze worden ondergebracht in schoolgebouwen, kunnen slapen en eten krijgen en de volgende dag gaan ze met boerenwagens naar Anjum. Het vervoer van Leeuwarden naar Dokkum wordt uiteindelijk op initiatief van Wouda van de Dokkumer boot, per boot gedaan in plaats van per boerenkar.
In totaal zijn er 19 transporten van Leeuwarden naar Dokkum geweest. Bij elkaar waarschijnlijk 5000 mensen. Die moesten allen in Dokkum en in de dorpen rondom Dokkum gehuisvest worden.

Uit de collectie van Goai Holwerda-Heeringa)
Vluchtelingen uit Roermond
In november 1944 brandde de strijd om Roermond en Venlo los. De Duitsers hadden de Maasbruggen vernield en waren niet van plan om deze steden aan de oostkant van de Maas op te geven. De burgers zaten tussen twee vuren en leefden wekenlang grotendeels in kelders, slechts als er een gevechtspauze was, kon er voor eten en drinken gezorgd worden. Op 19 januari 1945 werd Roermond op bevel van de Duitsers geëvacueerd. In totaal zijn er zo’n 32.000 mensen uit Roermond en omgeving geëvacueerd. Hiervan zijn 20.000 in Friesland terecht gekomen. In Lioessens werd onder andere de familie Geraeds bestaande uit 10 personen gehuisvest.
Hongervuchtelingen
De winter van 1944 was voor velen in het westen een echte horrorwinter. Er was nauwelijks eten, nauwelijks brandstof en de Duitse terreur nam alleen maar toe. Vele kinderen werden ondergebracht in gebieden waar het beter was. Zo verschenen ook hier de hongervluchtelingen. Het waren veelal kerkelijke organisaties die dit van de grond tilden. Een van de initiatiefnemers was dominee Douwe Feenstra van de gereformeerde gemeente van Morra-Lioessens. Al vanaf 1942 zorgde hij ervoor dat Leidse kinderen in Lioessens ‘s zomers konden bijkomen. In Lioessens zijn 103 en in Morra 62 hongervluchtelingen opgevangen. En dit dus naast de andere vluchtelingen die er al waren!

Statistieken
Aantallen zijn moeilijk te geven. Er werd bewust niet altijd geadministreerd, daarnaast is ook veel verloren gegaan. Er is echter wel wat bekend.
Een vergelijking met de hedendaagse situatie bij de opvang van vluchtelingen:
Er woonden in 1944 in Oostdongeradeel 8624 ‘zielen’. Dat betekent dat de evacués zorgden voor 20,9% extra inwoners, oftewel op elke vijf inwoners kwam er één evacué bij. In maart 2016 telde de gemeente Dongeradeel 23.891 inwoners. Dat betekent dat er nu verhoudingsgewijs 4993 asielzoekers opgevangen zouden moeten worden. Navraag bij de gemeente leert, dat er sinds 2013 aan 142 vergunninghouders een plaats moest worden gegeven, hetgeen ook gelukt is trouwens. Dat is in vier jaar tijd 0,6% extra inwoners. Het asielzoekerscentrum dat ooit bij het Tolhuispark stond, bood plaats aan 600 asielzoekers, dat is 2,5%, dat steekt schril af tegen de 20,9% van destijds.
NB: In het korte bestek van dit verhaal kan ik geen recht doen aan alles wat er gebeurd is. Dat zou te groot worden. Bepaalde groepen vluchtelingen zijn niet genoemd omdat geen van hen in Morra-Lioessens terecht is gekomen. De artikelen die ik als bron gebruikt heb, zijn echter allen gepubliceerd en in te zien in het archief in Dokkum. Ze zijn opgenomen in De Sneuper, contactblad van de Historische vereniging Noordoost-Fryslân, de nummers 24, 25, 27 en 28. Waarschijnlijk eind dit jaar en begin volgend jaar verschijnen er boeken over de vluchtelingen die in 1940-1945 naar Oostdongeradeel kwamen.
Feike van der Zee
Met dank aan Doede Douma en Reinder Tolsma voor de informatie.